Schrift en Leer Hoofdstuk 1 A. Lukkien VoorwoordDoor A. Lukkien. De volgende opstellen zijn eerst verschenen in de Geldersche Post. Ze schijnen slechts weinig met elkander in verband te staan. Maar er is één band, die ze samenbindt, n.l. het beginsel, dat we de Schrift moeten lezen, zooals we ieder ander boek lezen: we moeten gelooven, dat ze zegt, wat ze meent, en meent, wat ze zegt. Wanneer we zoo de Schrift lezen, zullen we wel eens in botsing komen met de overgeleverde meeningen. Juist omdat ik in de Schrift wil lezen wat er staat, verwijs ik telkens naar de grondtaal. Ik heb voor het z.g. Nieuwe Testament mij gehouden aan de oudste bekende handschriften: het Sinaïetische, het Vatikaansche en het Alexandrijnsche, uit de 4e en de 5e eeuw, en ik heb zooveel mogelijk concordant vertaald. Wat dat is, zeg ik in het eerste opstel. Een mensch is van nature conservatief; ik verwacht dan ook niet, dat ik den lezer zoo maar even van zijn inzicht naar het mijne zal overhalen. Maar wanneer ik den lezer tot de vraag breng, of alles wat wij van der jeugd aan hebben geleerd, wel met de Schrift overeenstemt, dan heb ik mijn doel voor een groot deel bereikt. Gods genade in Christus is veel grooter dan ons geleerd is. Daarvan wil ik zoo gaarne den lezer overtuigen. A. L. BijbelvertalingDe Heilige Schrift is ons gegeven in het Hebreeuwsch en in het Grieksch, en wij lezen ze dus in vertaling. Dat is jammer, want nu is ze door de handen van menschen gegaan. Ge zult zeggen, dat de schrijvers ook menschen waren, maar hun schrift is theopneustos, door God ingeademd, bezield, (2 Tim. 3:16.) en Paulus noemt dan ook de Schriften van het O.T. de woorden Gods. (Rom. 3:2.) Hoe bekwaam nu ook de vertalers mogen zijn, en hoe goed ze het ook mogen meenen, toch bestaat altijd het gevaar, dat ze vertalen onder den invloed van hun eigen inzicht of van het inzicht van hun kerk of hun richting. Ieder, die verschillende vertalingen vergelijkt, zal dat opmerken. Ik geef eenige voorbeelden. De Roomsche vertaling van Van Tichelen vertaalt in Jak. 5:14 in plaats van ouderlingen der gemeente: priesters der kerk. Wanneer deze vertaler het woord presbyteros altijd vertaald had door ouderling, en hiereus altijd door priester, dan zou hij deze fout niet hebben gemaakt. De Statenvertaling vertaalt het Hebreeuwsche woord kohen altijd door priester. Maar wanneer Jozef trouwt met Asnath, de dochter van Potifera, kohen van On, dan vertaalt ze tot driemaal toe kohen door overste, (Gen. 41:45, 50; 46:20.) alsof ze het wil verbloemen, dat Jozef trouwt met de dochter van een Heidenschen priester. In de Proeve van een nieuwe vertaling voor het Ned. Bijbelgenootschap lees ik in Rom. 5:19: "Gelijk door de ongehoorzaamheid van dien éénen mensch talloos velen zondaren geworden zijn, zoo zullen ook door de gehoorzaamheid van dien anderen talloos velen rechtvaardigen worden." De Statenvertaling heeft voor talloos velen: velen, en in plaats van: zondaren geworden zijn, en: zullen rechtvaardigen worden, heeft ze: tot zondaren gesteld zijn, en: zullen tot rechtvaardigen gesteld worden. Zoo staat het in het Grieksch, behalve dat in plaats van velen: de velen moet worden gelezen. Waarom geeft die Proeve dan "talloos velen," en waarom laat ze het gesteld worden weg? Dat is geen vertalen meer; dat is: eigen meening zeggen. Nog een voorbeeld: In 1 Tim. 4:10 zegt de Statenvertaling: "Die een Behouder is aller menschen, allermeest der geloovigen." Het Grieksch heeft daar voor Behouder: sooter. Dat woord vertaalt de Statenvertaling overal door Zaligmaker, behalve hier en in Ef. 5:23. Waarom hier ook niet? Waren de vertalers bang, dat de menschen zouden lezen, wat er staat: dat Hij een Zaligmaker is van alle menschen? (Nog erger doet het de vertaling Voorhoeve, die sooter overal vertaalt door Heiland, maar hier door Onderhouder.) Zijn zulke fouten niet te voorkomen? Voor een groot deel wel. Wanneer de vertaler zich maar geheel onder den tekst stelt. Ik bedoel, dat de vertaler uit de Schrift moet zien, wat de woorden beteekenen en welke Nederlandsche woorden hij dus moet gebruiken. Als voorbeeld kies ik het Grieksche woord psychè. Dat woord is meer dan zestig maal vertaald door ziel. Maar in Mark. 3:4 en in Luk. 6:9 is het vertaald door mensch, en op ruim twintig plaatsen1 is het vertaald door leven. Wat is nu de beteekenis van psychè? Is het ziel, mensch of leven? Dat is eenvoudig genoeg na te gaan. Probeer eens, of ge in die ruim tachtig teksten overal het woord mensch kunt gebruiken. Ge ziet, dat het niet gaat. Ge kunt in Openb. 8:9 niet lezen: "schepselen in de zee, die mensch hebben," en evenmin in Joh. 10:11: "De goede Herder stelt Zijn mensch voor de schapen," of in Luk 2:35: "Een zwaard zal door uw eigen mensch gaan." --- Probeer hetzelfde met het woord leven, en ge ziet, dat het ook niet gaat. Ge kunt niet lezen in Luk 12:19: "Ik zal tot mijn leven zeggen: Leven, gij hebt vele goederen," of in Joh 10:24: "Hoe lang houdt gij ons leven op?" of in 2 Petr 2:8; "Lot heeft zijn rechtvaardig leven gekweld." --- En wanneer ge nu ten slotte de proef neemt met het woord ziel, dan ziet ge, dat ge het overal gebruiken kunt, al klinkt het hier en daar eerst wat vreemd, en soms ziet ge, dat de bestaande vertaling dwaas is. In Luk 17:33 staat in de Statenvertaling, dat een mensch zijn leven in het leven zal behouden. Op deze manier blijkt, dat ziel de vertaling is van psychè. Ziel is iets anders dan leven. Spr. 12:10 zegt: "De rechtvaardige kent het leven van zijn beest." Neen, daar moet staan: hij kent de ziel van zijn beest. En dat dit niet hetzelfde is, leerde ik een keer van een boer. Hij was in zijn jonge jaren een ruwe, woeste kerel geweest, en zijn paarden hadden heel wat van hem te verdragen gehad. Maar hij was een geloovige geworden, en hij vertelde mij: "Dat hebben mijn paarden ondervonden." Het leven van een paard, daar denkt ook de goddelooze aan, want dat leven is hem geld waard, maar de rechtvaardige kent ook de ziel van zijn dier. Ik gaf als voorbeeld van het opsporen der beteekenis het woord ziel. Als eenmaal vastgesteld is, dat psychè ziel beteekent, dan behoort het ook overal door ziel vertaald te worden. Het inzicht van den vertaler heeft dan verder niets meer te zeggen. Ook als hij zelf in een gegeven geval liever het woord door leven zou willen vertalen, dan vertaalt hij toch ziel. Dat is de concordante vertaalmethode: zoo te vertalen, dat men altijd in overeenstemming blijft met zich zelf. Zulk een vertaling begint dus met een woordenlijst samen te stellen, en houdt zich dan, zooveel als maar mogelijk is, aan die woordenlijst. Voorzoover ik weet, bestaat er tot dusver nog maar één concordante vertaling, alleen van het Nieuwe Testament, en wel in het Engelsch. De bewerker is thans bezig aan zulk een vertaling van het Oude Testament, en een Duitsche vertaling van het Nieuwe is in bewerking. De bewerker verzekert, dat hij door deze vertaling genoodzaakt werd om zeer nauwkeurig de beteekenis van de Grieksche woorden na te gaan, en dat daardoor op verschillende punten zijn inzicht gewijzigd werd. Zijn inzicht had dus geen invloed op zijn vertaling, maar de vertaling bracht hem tot ander inzicht. A. Lukkien Schrift en
Leer
|
![]() |