|
Schrift en Leer
Hoofdstuk 11
A. LukkienIn welken
Door A. Lukkien.
"Daarom, gelijk door één mensch de zonde in de wereld
ingekomen is, en door de zonde de dood, en alzoo de dood tot alle menschen
doorgegaan is, in welken allen gezondigd hebben." Zoo vertaalt de
Statenvertaling Rom. 5:12, en in die vertaling staat ze alleen. Ik bedoel de
vertaling van de woorden in welken. Alle andere vertalingen, die ik
ken, hebben daar wat anders. Voorhoeve, de Leidsche Vertaling en de
nieuwe vertaling van het Ned. Bijbelgenootschap hebben daar omdat; Van Tichelen
schrijft vermits; Tekst en Uitleg bijgevolg; Luther heeft dieweil, Menge
weil ja, Elberfeld weil, en in een noot: auf Grund dessen, dass; 20 Century
because. Allen vertalen dus, dat de dood tot alle menschen doorgegaan is,
omdat allen gezondigd hebben, en de Elberfelder Bijbel
verduidelijkt dat nog eens door te zeggen: op grond daarvan, dat allen gezondigd
hebben. Tekst en Uitleg zegt, dat omdat de letterlijkste vertaling is,
maar dat de duidelijkste is: op grond hiervan besluit ik. "De dood
drong door tot alle menschen, dus moet de zonde ook wel tot alle menschen
doorgedrongen zijn geweest, al hebben wij ze niet zien zondigen, al waren
het wellicht nog maar kinderen. Wat sterven kan, moet wel zondig zijn.
Tegenover al die vertalingen staat onze oude
Statenvertaling met haar in welken, dal veel dichter bij het
oorspronkelijke is. Alleen hebben vele uitleggers hier een groote taalkundige fout
begaan. Ze vertellen ons, dat in welken op den éénen mensch ziet,
op Adam, en dat alle menschen dus in Adam gezondigd hebben. Zoo hebben
ze een tekst gevonden voor het leerstuk van de erfschuld.
Maar die verklaring is in strijd met de gezonde taal.
Bij een goeden stijl staat het woord, waarop iets betrekking heeft (het
antecedent) zoo dicht mogelijk bij het woord, dat er betrekking op heeft.
Volgens dien regel heeft welken geen betrekking op den éénen mensch
uit den eersten regel, en ook niet op de zonde uit den tweeden regel, maar op
den dood uit den derden en vierden regel. Allen hebben gezondigd, niet in Adam,
niet in de zonde, maar in den dood.
En nu heeft de Statenvertaling nog een kleine
onjuistheid. Er staat in het Grieksch niet en hoo, in welken, maar: ef
hoo, op welken. Op den dood, die tot allen doorgegaan is, en die door de zonde
van Adam in de wereld is gekomen, op dien dood, dien we in ons hebben, daarop
zondigen wij.
Wanneer wij zondigen op den dood, dan is de dood er
eerder dan de zonde. De vertalingen doen het voorkomen, alsof onze zonde
eerst was, en dat wij om die zonde sterven, maar de tekst zegt, dat de dood er
eerst was, en op dien dood zondigen wij.
Dat is toch te begrijpen. Zondigen beteekent in het
Grieksch en in het Hebreeuwsch beide: het doel missen, niet bereiken wat men
bereiken moest. Waren wij volmaakte menschen, dan zouden we het doel niet
behoeven te missen. Maar wij hebben van onze geboorte aan den dood in onze leden;
wij zijn tot ons sterven stervende; wij hebben niet genoeg
lichaamsgezondheid en geestkracht, om te leven, zooals een mensch van Gods geslacht
behoorde te leven.
De meest letterlijke vertaling van ef hoo is niet
omdat, maar waarop. Dat woord waarop heeft echter in onze taal ook de
beteekenis, waarna, en daarom is het beter te vertalen: weshalve: de dood is tot
allen doorgegaan, weshalve allen zondigden. Misschien nog duidelijker: en
dientengevolge zondigden allen. Het is niet zóó, dat wij allen
sterven, omdat wij allen zondigen, maar het is zóó, dat wij allen
zondigen, omdat de dood tot ons allen doorgegaan is. Wij zijn geen
stervelingen, omdat wij zondaren zijn, maar wij zijn zondaren, omdat wij
stervelingen zijn. Dat wij stervelingen zijn, is omdat de dood van Adam tot
ons doorgegaan is. Wij hebben zijn dood geërfd, maar niet zijn zonde.
Christus zondigde niet, want Hij was geen sterveling.
Hij erfde den dood van Adam niet, want Hij was het zaad der vrouw, niet een
zoon van Adam. Hij stierf pas, toen het Hem behaagde; toen Hij Zich tot
zonde had laten maken.
Eigenlijk is het onbegrijpelijk, dat de vertalers
gekomen zijn tot de vertaling omdat. Op welken allen gezondigd hebben,
kan nooit beteekenen: omdat allen gezondigd hebben. Maar bovendien spreekt
Paulus in vers 13 en 14 die vertaling zoo beslist mogelijk tegen.
Vóór Mozes, zegt hij, was er wel zonde
in de wereld, maar die zonde werd de menschen niet toegerekend, omdat er geen
wet was; ze behoefden dus voor hun zonden niet te sterven. Toch zijn ze
gestorven. Hoe kan dat? Wel, ze stierven niet, omdat ze gezondigd hadden,
zooals de vertalers zeggen, maar ze stierven om de zonde, de eene zonde van Adam,
waardoor de dood in de wereld kwam, die tot allen doorging.
Rom. 5:12 leert niet de erfschuld; leert ook niet, dat
de menschen sterven, omdat zij zondaren zijn, maar leert, dat wij zondigen ten
gevolge van den dood, die in ons is. Wij sterven om Adams zonde en wij leven
om Christus' gehoorzaamheid.
A. Lukkien
Schrift en
Leer
Deze
uitgave is een reproductie van niet langer verkrijgbaar materiaal
en mag worden gereproduceerd voor persoonlijk gebruik.

|
 |