|
Schrift en Leer
Hoofdstuk 13
A. LukkienGesteld worden
Door A. Lukkien.
Volgens Rom. 5:19 zijn door de ongehoorzaamheid van Adam de velen tot
zondaars gesteld geworden, en evenzoo zullen door de gehoorzaamheid van Christus
de velen tot rechtvaardigen gesteld worden. Het is goed, daarbij acht te
geven op de uitdrukking: gesteld worden, want daarmee schijnen sommige vertalers
groote moeite te hebben. In onze taal vertalen Voorhoeve en Van Tichelen
evenals de Statenvertaling wat er staat. Zoo doen ook Menge en Elberfeld, en
de 20th Century New Testament. Maar de herziene uitgave van Luther vertaalt:
zondaren geworden zijn, zullen rechtvaardigen worden, en evenzoo doet in
onze taal de Leidsche Vertaling: als zondaren voor God staan, zullen als
rechtvaardigen voor God staan; Tekst en Uitleg: komen als zondaren te staan,
zullen als rechtvaardigen komen te staan; en de nieuwe vertaling van het Ned.
Bijbelgenootschap: zondaren geworden zijn, zullen rechtvaardig worden.
Deze vertalingen laten dus de woorden: gesteld worden, in beide gedeelten
eenvoudig weg.
Waarom? Er is in den Griekschen tekst niets, dat
noodzaakt om die woorden weg te laten. Katestathèsan beteekent:
zijn gesteld geworden; katastathèsonta beteekent: zullen gesteld
worden. Zoo vertalen dan ook de Statenvertaling en vele van de nieuwe. Er zijn ook
geen Grieksche handschriften, die het anders zeggen. Wat kan dan de reden
zijn, waarom drie nieuwe Nederlandsche vertalingen en een nieuwe Duitsche
de woorden gesteld worden weglaten, en alleen vertellen, dat de menschen
zondaren geworden zijn en rechtvaardigen zullen worden? Waarbij Tekst en
Uitleg in zijn uitleg nog zegt: "We moeten echter niet voorbijzien, dat alle
menschen als uit zijn geslacht, afhankelijk zijn van Adam, maar dat alleen zij,
die "in Christus" zijn, deelen in het heil, dat door den Verlosser
is aangebracht."
Ik kan voor het weglaten van de woorden: gesteld
worden, geen andere reden vinden dan deze, dat de vertalers niet
gelooven wat er staat: dat de velen tot zondaars gesteld zijn geworden en dat
dezelfde velen tot rechtvaardigen gesteld zullen worden. En ik vrees, dat velen,
die zich wel aan de goede vertaling houden, het evenmin gelooven. Wanneer ge
de menschen vertelt, dat God alle menschen tot zondaren heeft gesteld en dat God
alle menschen tot rechtvaardigen zal stellen, dan noemen ze u een ketter. En
dan hebt ge toch precies hetzelfde gezegd, wat Paulus zegt in Rom. 5:19. Maar men
gelooft liever de vertalingen, die woorden weglaten, en die dus niet
vertalen maar verknoeien.
Ik geloof wel te begrijpen, hoe het komt, dat oprechte
geloovigen niet aandurven, wat Paulus hier zegt. Ze houden vast aan de
woorden van denzelfden apostel, dat wij gerechtvaardigd worden door het geloof,
en dat het geloof niet aller is. Dan kan het immers niet waar zijn, dat alle
menschen gerechtvaardigd worden.
Maar daarbij vergeten ze, nauwkeurig te onderscheiden.
Paulus heeft in de vorige hoofdstukken over het geloof gesproken. Maar in
dit gedeelte, Rom. 5:12-21, noemt hij het geloof niet. Hij noemt het niet na
Rom. 5:1,2, tot hij in Rom. 9:30 zegt, dat de natiën de rechtvaardigheid
verkregen hebben, die uit het geloof is.
In dit gedeelte, Rom. 5:12-21, stelt hij ons de
rechtvaardiging voor, niet van des menschen kant, maar van Gods zijde. In deze
verzen spreekt hij niet over u en mij, maar hij stelt tegenover elkander den
eenen mensch Adam en den eenen mensch Christus. Van de andere menschen is geen
sprake dan alleen in zoo verre als hun lot afhankelijk is van deze twee
"eene" menschen. Adam is een voorbeeld van Christus, zegt vers 14.
Het gaat over Adam en Christus, en over de gevolgen, die hun daden hebben
voor de geheele menschheid. Dat de gevolgen van Adams zonde de geheele
menschheid aangaan, dat spreekt geen geloovige tegen; waarom gelooven wij dan
niet evenzeer, dat de gevolgen van Christus' gehoorzaamheid de geheele
menschheid betreffen?
Te meer --- en nu kom ik weer op het gesteld worden,
dat sommige vertalers niet aandurven en daarom maar weglaten te meer,
omdat de menschen tot zondaren en tot rechtvaardigen worden gesteld. Door
de ongehoorzaamheid van Adam zijn de velen tot zondaren gesteld. Dat hebben
de velen niet zelf gedaan: wij hebben ons zelf niet tot zondaren gemaakt. Dat
heeft ook Adam niet gedaan; God had hem niet gezegd, dat hij door de
verboden vrucht te eten al zijn nakomelingen tot zondaren zou maken. Neen, God deed
het. Hij maakte Adam tot een sterveling, en Hij gaf de wet der erfelijkheid,
dat uit een onreine geen reine kan geboren worden. Zoo stelde God allen
tot stervelingen en tot zondaren, God verbond aan Adams ongehoorzaamheid
een gevolg, dat Hij niet vooraf aan Adam mededeelde.
Maar God stelde ze niet tot zondaren, opdat ze
zondaren zouden blijven. Want: gelijk --- alzoo ook. Door de
gehoorzaamheid van Christus zullen de velen tot rechtvaardigen gesteld worden. Dat doen
ze zich zelf niet, evenmin als ze zich zelf tot zondaren maken. God doet
het een zoowel als het ander. Hij stelt allen tot zondaren. Hij stelt allen
tot rechtvaardigen. Zij zijn daarbij in beide gevallen volkomen passief. Zij
worden gesteld.
Het is niet zoo, dat Adam de schoone schepping, die
God bedoeld had, verdorven heeft, en dat Christus gekomen is om althans nog
eenigen te redden. Zoo schijnt het van des menschen kant. Maar van Gods zijde is
het zoo, dat God Zijn plan der eeuwen in Christus heeft gemaakt. (Ef. 3:11.
Eeuwig voornemen, letterlijk: plan der eeuwen.) Dat plan is niet door Adam in de
war gebracht; welneen, Adam behoorde ook tot dat plan. Het kruis van Christus
zou het middelpunt zijn der wereldgeschiedenis. Daarom moesten allen tot
zondaren worden gesteld, en daartoe gebruikte God de ongehoorzaamheid van Adam.
Maar ze werden geen zondaren, opdat ze zondaren zouden blijven; ook niet,
opdat ze, of sommigen van hen, rechtvaardig zouden worden door eigen inspanning en
met Gods hulp. Neen, maar opdat Hij ze allen door de gehoorzaamheid van
Christus tot rechtvaardigen zou stellen.
Buiten hun toedoen zijn ze tot zondaren gesteld;
buiten hun toedoen zullen ze tot rechtvaardigen gesteld worden.
Laten we niet vergeten, dat we eerder in Christus
geweest zijn dan in Adam. Kol. 1:16,17 luidt, letterlijk vertaald: "Want
in Hem is alles geschapen, wat in de hemelen en op de aarde is.... alles
is door Hem en tot Hem geschapen, en Hij is vóór alles en alles
heeft zijn samenhang in Hem." Wij zijn in Christus geschapen, en opdat
we Hem in de grootheid Zijner liefde zouden kennen, daarom heeft God ons in Adam
tot zondaren gesteld. Dan pas zouden we door de gehoorzaamheid van
Christus tot rechtvaardigen gesteld kunnen worden. Wij worden alleen rechtvaardig,
doordat Hij, die den goddelooze rechtvaardigt, zondaren tot
rechtvaardigen stelt.
Zij, die in Christus gelooven, ervaren dat nu reeds,
en ondervinden het in het "eeuwige" leven, het leven van de
toekomende eeuwen. Zij, die niet in Christus gelooven, gaan voor
"eeuwig" verloren, dat wil zeggen: voor de toekomende eeuwen. Zij worden geoordeeld
naar hun werken, en aan het einde der eeuwen, na het oordeel, ondervinden
ook zij, dat ze tot rechtvaardigen gesteld worden door de gehoorzaamheid van
den Eénen: Christus.
A. Lukkien
Schrift en
Leer
Deze
uitgave is een reproductie van niet langer verkrijgbaar materiaal
en mag worden gereproduceerd voor persoonlijk gebruik.

|
 |