Schrift en Leer
Hoofdstuk 21
A. LukkienZalig
Door A. Lukkien.
Er is misschien geen woord, waarmee de Statenvertalers zoo zorgeloos
omgegaan hebben als met het woord zalig. Zij geven het als vertaling van twee
geheel verschillende woorden, en stichten daardoor groote verwarring.
Het zijn aan de eene zijde het werkwoord soozoo,
redden, en de daarvan afgeleide woorden sootèria, redding, en
sootèr, redder, en aan de andere zijde het woord makarios, gelukkig,
en de afgeleide woorden makarizoo, gelukkig achten, en
makarismos, gelukkigachting.
Bij ons heeft het woord zalig de beteekenis gekregen
van: in de hoogste mate gelukkig, en Christenen denken daarbij aan het geluk,
dat in den hemel gesmaakt wordt, althans volgens onze voorstelling. We denken
ons dan dien hemel als een paradijs en lusthof of als een stad met gouden
straten, twee voorstellingen, die beide niet Schriftuurlijk zijn. Doch dat
tusschen twee haakjes. En dan zingen we over de lieflijkheên van
't zalig hemelleven, zonder er aan te denken, dat die regel volstrekt
geen berijming is van Ps. 16:11, waar alleen staat: "Lieflijkheden
zijn in Uw rechterhand eeuwiglijk." Doch dat ook tusschen twee
haakjes.
De vertaling van soozoo is redden. Redden is
uithelpen, wegrukken uit een gevaar, dat onmiddellijk dreigt. Nu is
natuurlijk wie uit een gevaar gered wordt, wel gelukkig, maar redden heeft toch
niet dezelfde beteekenis als gelukkig maken.
Dat het werkwoord soozoo redden beteekent, wisten ook
de Statenvertalers wel. Ze hebben het elf maal vertaald door verlossen, een
en veertig maal door behouden, en drie en veertig maal door zalig maken. Nu
is verlossen los maken uit iets dat vasthoudt, en behouden wijst op iets,
dat in gevaar verkeert van verloren te gaan; beide woorden geven niet precies
weer wat met redden bedoeld wordt, maar het komt er toch dicht bij. En
datzelfde woord heeft men vertaald door zalig maken, gelukkig maken.
Nu is het een eisch van goed vertalen, dat hetzelfde
woord zoo mogelijk altijd door hetzelfde woord in de andere taal wordt
weergegeven. Een woord heeft immers als regel maar één beteekenis.
Wanneer we nu de proef nemen met alle vijf en negentig teksten, waarin het
woord soozoo voorkomt, dan zien we, dat we dat volstrekt niet altijd kunnen
vertalen door zalig maken. Ik noem een paar voorbeelden.
Hand. 27:20. Lees daar eens: "Zoo werd ons voorts
alle hoop van zalig te worden benomen."
Vers 31. "Indien deze in het schip niet blijven,
gij kunt niet zalig worden."
Matth. 14:30. Als Petrus begint te zinken, roept hij
niet: "Heer, maak mij zalig!"
Jak. 5:15. "Het gebed des geloofs zal den zieke
zalig maken."
Mark. 15:30. "Maak u zelf zalig en kom af van het
kruis."
In deze teksten staat in de Statenvertaling behouden.
Redden zou nog beter zijn.
Met het woord verlossen gaat het evenzoo; dat kan ook
niet vervangen worden door zalig maken. Lees maar eens in Matth. 27:42 en 49:
"Anderen heeft Hij zalig gemaakt, Zich zelf kan Hij niet zalig maken ....
Laat ons zien, of Elia komt om Hem zalig te maken,"
Lees eens in Judas:5, dat de Heer het volk uit Egypte
zalig gemaakt heeft.
Verlossen is hier goed. Redden zou nog beter zijn.
In de twee en vijftig gevallen, dat soozoo door
verlossen of behouden vertaald is, kan zalig maken niet gebruikt worden.
Beteekent soozoo dan in de overige drie en veertig gevallen gelukkig maken? Of
beteekent het ook daar redden? Een paar voorbeelden op de rij af.
Matth. 1:21. "Hij zal Zijn volk redden van hun
zonden."
Matth. 10:22. "Wie volstandig zal blijven tot het
einde, die zal gered worden."
Matth. 18:11. "De Zoon des menschen is gekomen om
te redden dat verloren was."
Matth. 19:25. "Wie kan dan gered worden?"
Of de vier laatste: Jak. 1:21. "Hetwelk uw zielen
kan redden."
Jak. 2:14. "Kan dat geloof hem redden?"
1 Petr. 4:18. "Indien de rechtvaardige nauwelijks
gered wordt."
Openb. 21:24. "De volkeren, die gered worden,
zullen in haar licht wandelen."
Of vier op de rij in liet midden: Rom. 10:13.
"Die den naam des Heeren zal aanroepen, zal gered worden."
Rom. 11:26. "Alzoo zal geheel Israel gered
worden."
1 Kor. 1:21. "Door de dwaasheid der prediking te
redden, die gelooven."
1 Kor. 7:16. "Wat weet gij, vrouw, of gij den man
zult redden?"
Redden is het woord, dat overal past, niet alleen waar
onze vertalers verlossen of behouden hebben geschreven, maar ook waar ze
zalig maken en zalig (gemaakt) worden hebben vertaald. En wij doen verstandig,
overal waar in ons Nieuwe Testament zalig maken en zalig worden staat, te
lezen: redden en gered worden.
De zaak is niet dat we gelukkig worden gemaakt. Een
mensch, die geen zondaar zou zijn, zou ook gelukkig kunnen worden
gemaakt. Maar de zaak is, dat we gered worden uit den nood en het gevaar, waarin
we verkeeren. Dat brengt wel geluk mee maar als we het woord zalig maken
gebruiken, denken we te veel aan het gevolg: gelukkig worden, en te
weinig aan de daad van God door Christus: redden. Het woord zalig maken maakt
ons zelfzuchtig. Het woord redden geeft God de eer.
Met het woord sootèria, redding, is al
hetzelfde geschiedt als met soozoo, redden. Het is op drie wijzen vertaald: door
verlossing, door behoud, of behoudenis en door zaligheid. Doch slechts twee
maal door verlossing, in Luk. 1:71 en in Hand. 7:25 en twee maal door behoud en
behoudenis, in Hebr. 11:7 en in Hand. 27:34. In deze teksten kan men niet
zaligheid lezen. Zij luiden: "Een verlossing van onze vijanden en van de
hand van allen, die ons haten." --- "Mozes meende, dat de
broeders zouden verstaan, dat God door zijn hand hun verlossing geven zou."
--- "Noach heeft de ark toebereid tot behoudenis van zijn
huisgezin." --- "Ik vermaan u dan spijs te nemen, want dat dient tot uw
behoud." Lees daar eens zaligheid, en ge ziet, dat het niet kan. Redding zou in deze
vier teksten het juiste woord zijn.
Maar dan vindt ge nog drie en veertig maal het woord
sootèria vertaald door zaligheid.
Bovendien vindt ge het woord zaligheid nog twee keer,
waar het Grieksch niet sootèria heeft, maar chairein, verblijden. De
broeders in Jeruzalem wenschen de broeders uit de heidenen geen zaligheid, maar
blijdschap. (Hand. 15:29.) Hetzelfde wenscht Jakobus aan de twaalf stammen.
(Jak. 1:1.) Wanneer we daar zaligheid vertalen, dan moeten we het ook doen
in Hand. 23:26, waar Claudius Lysias aan Felix zijn groetenis zendt. Hij
wenscht hem geen groetenis, maar blijdschap. Het was de gewone Grieksche
groet.
Wanneer nu van het woord sootèria blijkt, dat
het op vier plaatsen onmogelijk vertaald kan worden door zaligheid, dan
is er reden om te vragen, of het in de overige drie en veertig gevallen
niet beter zou worden vertaald door redding.
Ik sla daartoe weer eenige teksten op. 2 Kor. 6:2
luidt: "Ziet, nu is het de dag der redding."
2 Kor. 7:10. "De droefheid naar God werkt een
onberouwelijke bekeering tot redding."
Ef. 1:13. "Het evangelie uwer redding."
Hebr. 1:14. "Die de redding beërven
zullen."
Hebr. 2:3. "Indien wij op zoo groote redding geen
acht geven."
Hebr. 2:10. "De Overste Leidsman hunner
redding."
Hebr. 5:9. "Hij is een oorzaak der eeuwige redding
geworden."
Hebr. 6:9. "Geliefde broeders en die de redding
hebben." (C.V.)
Hebr. 9:18. "Hij zal gezien worden van hen, die Hem
tot redding verwachten."
1 Petr. 1:5. "De redding, die bereid is om
geopenbaard te worden in den laatsten tijd."
1 Petr. 1:9,10. "De redding der ziel, van welke
redding ondervraagd en onderzocht hebben de profeten."
Dat zijn twaalf van de drie en veertig gevallen, en
als de lezer telkens, wanneer hij het woord zaligheid ontmoet, redding
leest, dan zal hij bemerken, dat de Schrift met het woord sootèria niet
in de eerste plaats het geluk bedoelt, dat de geloovige smaakt, maar de
redding uit het gevaar van de zonde en het verderf, welke redding hij van God
heeft ontvangen. Het is, zooals ik bij het woord soozoo opmerkte: bij
zaligheid gaat het over wat wij krijgen; bij redding over wat God doet. Daarom
is redding het juiste woord, overal waar de Statenvertaling zaligheid
heeft.
De lezer ziet, dat ik het woord zaligheid zou willen
opruimen, gelijk de uitdrukking zalig maken en zalig worden. En ik zou
ook den naam Zaligmaker willen opruimen, om onzen Heer voortaan
onzen Redder te noemen. Ik zou ook het woord Heiland niet willen
gebruiken, want dat woord beteekent letterlijk de heelende, de heeler, de
genezer, en onze Heer, "die al onze krankheden geneest" --- in de
toekomst die van Israel Ps. 103:3; nu doet Hij het nog niet --- onze Heer is toch
niet in de eerste plaats onze Genezer, maar onze Redder.
Onze Statenvertaling heeft twee maal dien naam bijna
gebruikt. Zij vertaalt sootèr door Behouder in Ef. 5:23, "Christus
is het Hoofd der gemeente en Hij is de Behouder van het lichaam",
en in 1 Tim. 4:10. "Wij worden gesmaad, omdat wij gehoopt hebben op
den levenden God, die de Behouder is aller menschen, allermeest der
geloovigen." De vertaling Redder zou nog beter zijn. Maar waarom niet altijd
Behouder, of nog liever Redder gebruikt? Soozoo is redden, een sootér is
een redder, en God is immers in Christus onze Redder en de Redder van alle
menschen?
Wanneer wij concordant willen vertalen, en dus zoo
nauwkeurig mogelijk weergeven, wat er in het Grieksch staat, wat dus Gods
Geest door de pen van apostelen en evangelisten heeft geschreven, dan lezen we
in plaats van zalig maken, zalig worden, zaligheid en Zaligmaker de woorden
redden, gered worden, redding en Redder. Dan begrijpen we beter dan bij
onze gewone vertaling, dat de Schrift met deze woorden altijd onze redding
bedoelt, en dus altijd spreekt over wat God in Christus voor ons en aan ons deed.
Het andere woord, dat onze vertalers door zalig hebben weergegeven, luidt
makarios. Dat beteekent werkelijk gelukkig. En onze vertalers hebben het
inderdaad twee maal zoo vertaald. Paulus zegt in Hand. 26:2: "Ik acht mij
zelf gelukkig, koning Agrippa, dat ik mij heden voor u mag verantwoorden."
Daar kunt ge niet zalig lezen. En in 1 Kor. 7:40 zegt hij, dat een weduwe,
die alleen blijft, gelukkiger is dan zij, die hertrouwt. Lees daar zaliger,
en gij haalt het Roomsche nonnendom binnen.
Uit deze twee voorbeelden blijkt duidelijk, dat het
woord makarios gelukkig beteekent, en niets te maken heeft met het
hemelleven, ook niets te maken heeft met onze redding uit dood en verderf. Het
woord beteekent eenvoudig gelukkig. Dat blijkt ook bij de afgeleide
woorden. Makarizoo is gelukkigen, gelukkig achten, gelukkig
noemen. Jakobus gebruikt dat woord: "Zie, wij achten hen gelukzalig,
die verdragen." (5:11.) Daarmee bedoelt hij niet, dat ze door hun verdragen
gered worden, maar de geredde menschen, die verdragen, acht hij gelukkig. Dat
bedoelt ook Maria in haar lofzang: "Van nu aan zullen mij zalig spreken
alle geslachten." (Luk. 1:48.) Dat is geschied: alle geslachten hebben
de moeder des Heeren gelukkig geacht, maar niemand zal beweren, dat Haar
moederschap haar gered heeft van de zonde. Zij zelf allerminst. "Mijn
geest verheugt zich in God, mijn Redder," zegt ze in het vorige vers,
en we doen niet mee met de Roomsche kerk, die haar zalig en heilig heeft
verklaard en haar afgodische eer bewijst. Evenmin willen we de begenadigde van
vers 28 noemen een vrouw vol van genade, zooals Pater Van Tichelen in zijn
vertaling doet. Wij zijn wel op een gevaarlijk pad, wanneer we makarizoo vertalen
door zalig spreken.
Met het andere afgeleide woord makarismos staat het
evenzoo. Dat beteekent gelukkiging, gelukkig-achting. Zoo vertaalt de
Statenvertaling het in Gal. 4:15: "Welke was dan uw gelukachting?" De
Galatiërs achtten zich zoo gelukkig over de prediking van Paulus, dat ze hem
hun oogen wel hadden willen geven. Paulus gebruikt het woord voorts nog in
Rom. 4:6 en 9. "David spreekt den mensch zalig, wien God de
rechtvaardigheid toerekent zonder werken. Deze zaligspreking dan, is die alleen over de
besnijdenis of ook over de voorhuid?" Hier kan aan redding gedacht
worden, maar waar makarios gelukkig beteekent, is het beter, ook hier te
vertalen: David acht den mensch gelukkig. Deze gelukkig-achting betreft den Jood
en den Heiden.
Makarios beteekent gelukkig, ook in de vijf en veertig
gevallen, dat het door zalig vertaald is. Zalig in den overgeleverden zin,
gered dus, worden we alleen door het werk, dat Christus gedaan heeft op Golgotha
en niet door onze werken. En dan kunnen we meer of minder gelukkig zijn;
dat hangt voor een groot deel af van onzen wandel.
We worden niet gered, omdat we arm van geest zijn,
omdat we treuren, omdat we zacht-moedig zijn, omdat we hongeren en dorsten
naar de gerechtigheid, omdat we barmhartig zijn of rein van hart of
vreedzaam, of omdat we vervolgd worden om der gerechtigheid wil. (Matth. 5.) Dit
alles redt ons niet van de zonde en van het verderf. Maar wanneer wij gered
zijn, dan worden we des te gelukkiger, naarmate we meer arm van geest zijn,
meer treuren, enz.
Simon Bar Jona is niet gered, omdat de Vader hem
openbaarde, dat Jezus de Christus was, maar hij was er gelukkig door. (Matth.
16:17.)
Wanneer gij armen, verminkten, kreupelen, blinden ter
maaltijd noodigt, dan wordt ge daarom niet gered, maar het maakt u gelukkig.
(Luk. 14:14.)
"Indien gij deze dingen weet, zalig zijt gij, zoo
gij ze doet," (Joh. 13:17.) dat is wel geheel de rechtvaardiging
uit de werken. Maar onze Heer heeft het zoo niet gezegd; Hij zei:
"Gelukkig zijt gij, zoo gij ze doet." De discipel is gelukkig, als hij den wil
van den Meester doet; maar het doen van dien wil maakt een mensch nog niet tot een
discipel.
"Indien gij gesmaad wordt om den naam van
Christus, zoo zijt gij gelukkig," zegt Petrus, maar hij zegt niet, dat die smaad
u het eeuwige leven geeft.
"Zalig zijn de dooden, die in den Heer sterven,
van nu aan." (Openb. 14:13.) Dat is een van de vele teksten, waarvan een
verkeerde toepassing wordt gegeven. Men leest het, alsof er stond: "Die
in den Heer sterven, zijn terstond zalig;" zij behoeven niet te wachten
op de opstanding. En men vergeet te lezen, wat er volgt: van nu aan. Wanneer
is dat nu? Dat staat in het zevende vers: het is de ure Zijns oordeels,
waarover het geheele hoofdstuk handelt. In die ure wordt de moeite zoo groot,
dat zij, die in den Heer sterven, zalig, d.w.z. gelukkig worden boven hen, die
in den Heer leven. "Van nu aan" is dat zoo, nu de ure des oordeels
gekomen is. Anders is dat niet zoo. Dan kan leven in den Heer verkieslijker
zijn. Rusten van den arbeid is juist niet beter dan de arbeid zelf. Maar
in die ure des oordeels zijn zij gelukkig, die mogen sterven.
Makarios te vertalen door zalig, en soozoo te vertalen
door zalig maken, dat kan verwarring stichten. De schijn wordt gewekt, dat wij
gered worden door hetgeen wij zijn en doen, en zoo kan deze vertaling afbreuk
doen aan het werk van Christus.
Laten we dus, waar we in de vertaling het woord zalig
alleen ontmoeten, lezen gelukkig.
Laten we voor zalig maken en zalig worden lezen redden
en gered worden.
Laten we voor zaligheid lezen redding.
En laten we Christus niet onzen Zaligmaker noemen,
maar onzen Redder.
A. Lukkien
Schrift en
Leer
Deze
uitgave is een reproductie van niet langer verkrijgbaar materiaal
en mag worden gereproduceerd voor persoonlijk gebruik.

|