Schrift en Leer
Hoofdstuk 23
A. Lukkien

Aan den lezer

Door A. Lukkien.

Met mijn opstellen in de Geldersche Post, waarvan weer een aantal in dit boekje gebundeld zijn, heb ik maar één bedoeling, en dat is deze: Ik wensch u op te wekken, de Schrift zelf te lezen, en alle leerstelsels en belijdenisschriften, alle leeringen van menschen, hoe geleerd en hoe vroom ze ook mogen zijn, in de eerste plaats dus wat ik schrijf, te toetsen aan de eenvoudige woorden der Schrift. Ik wijs u in dit boekje een en ander aan, dat ik gevonden heb; ik hoop, dat gij nog veel meer zult vinden. De Schrift is onuitputtelijk; we hebben veel te veel verzuimd, haar aandachtig te lezen, en we hebben te veel geluisterd naar wat de menschen ons leerden, zonder na te gaan, "of deze dingen alzoo waren."


De Schrift

De Schrift zegt van zich zelf, dat ze het einde is van alle tegenspreking. Ze noemt de boeken, die wij het Oude Testament noemen, de woorden Gods. (Rom. 3:2.) Paulus noemt wat hij predikt het woord van God, (1 Thess. 2:13.) en Petrus stelt wat Paulus geschreven heeft, op één lijn met de geschriften van Mozes en de profeten. (2 Petr. 3:16.) De Schrift eischt onvoorwaardelijke aanneming van wat zij zegt.

Nu kan ik dat natuurlijk tegenspreken. De Schrift zegt wel, dat ik dat niet mag, maar ik kan zeggen, dat de Schrift dat gezag niet heeft. Ik kan ze beschouwen als het werk van feilbare menschen, waarvan ik een deel gaarne als goed en waar en schoon erken, maar waarvan ik andere deelen betwijfel, verwerp, bestrijd. Ik kan, als een eerlijk, denkend mensch, kritiek op de Schrift uitoefenen. En dan zegt de Schrift tot mij, kritikus: "Niet gij hebt mij te oordeelen, maar ik u." Het woord van God van Hebr. 4:2,4,7 noemt zich in vers 12 een kritikus, een oordeelaar van de gedachten en overleggingen des harten. Maar daarop kan ik antwoorden: "Gij, Schrift van menschen, die twintig en dertig eeuwen geleden leefden, matigt u een gezag aan, dat u niet toekomt."

Maar ik kan ook de Schrift aannemen, zooals een kind het woord van zijn vader aanneemt. Een kind heeft ook zijn gedachten over de dingen, die het waarneemt, maar als zijn vader hem zegt, dat hij verkeerd ziet, dan neemt het kind dat aan, en buigt zich onder de meerdere wijsheid van zijn vader.

De lezer, die de moeite heeft genomen om te lezen wat ik tot dusver in de Geldersche Post geschreven heb, zal hebben opgemerkt dat ik die laatste houding heb aangenomen. Voor mij is de Schrift de openbaring, die God aan de menschen heeft gegeven. Ik verdedig dat standpunt niet; voor mij is dat niet noodig, want het is een stuk van mijn levensgeschiedenis. Voor wie op een ander standpunt staat, zou mijn verdediging vruchtelooze moeite wezen. Ik hoop dus, dat de lezer mij eenvoudig zal nemen, zooals ik ben: iemand die de Schrift gelooft, ook waar hij ze niet kan begrijpen.

Maar wanneer ik de Schrift erken als gezaghebbend, dan bedoel ik daarmee de Schrift niet in vertaling, maar in den grondtekst. Vertalingen hebben fouten; ze zijn gemaakt door menschen, die, denkbeelden in hun hoofd hadden, en onwillekeurig oefenen die denkbeelden invloed uit op de vertaling, als de vertaler niet op zijn hoede is. Wie de Schrift vertaalt, moet een machine wezen, die geen eigen denkbeelden heeft.

In den loop van zooveel eeuwen zijn in de leer der kerk wel denkbeelden ingeslopen, die niet met de Schrift overeenkomen, maar die zoo lang herhaald zijn, dat we nu al geslachten achtereen gemeend hebben, dat ze naar de Schrift zijn, en we hebben teksten in de Schrift meenen te vinden om leeringen te bewijzen, die met de Schrift in strijd zijn. En de macht der traditie is zoo sterk, dat wij wat vorige geslachten ons geleerd hebben, zoo maar overnemen, overtuigd, dat het naar de Schrift is. Tot iemand ons opmerkzaam maakt, of tot we zelf opeens de tegenspraak zien.

Het is mijn bedoeling, in de Geldersche Post niets anders te doen, dan den lezer opmerkzaam te maken op wat er in de Schrift staat. Ik wensch geen uitleggingen te geven, maar aanwijzingen, meer niet. Mijn eenig streven is: de Schrift te plaatsen tegenover de overlevering.

Ik sta in dit streven niet alleen. Zelf onderzoek ik, maar er zijn velen, die dat doen. Terugkeeren tot de letter van de Schrift, zonder uitlegging, dat doen tegenwoordig velen in vele landen. Van Engeland en Amerika is het uitgegaan, en tegenwoordig weet ik van velen in de Engelsch sprekende landen, maar ook in Duitschland, in Denemarken, in Zweden, in Italië, in Spanje, tot zelfs in China en Japan, die met dit doel de Schrift bestudeeren. In Amerika heeft deze beweging al sedert vele jaren een tijdschrift; in Duitschland en Zweden sedert enkele jaren. In Amerika bestaat reeds een concordante vertaling van de Grieksche Schriften; in Duitschland is men daaraan bezig, terwijl ook een begin is gemaakt met de bewerking van de Hebreeuwsche Schriften.

Het is een beweging, anders niet; een streven om de Schrift beter te verstaan. Er is geen gedachte aan het vormen van een nieuwe kerk of partij. De bedoeling is alleen, om de Schrift weer te lezen, zooals men ze las in den tijd, toen er nog geen geloofsbelijdenissen en geen uitlegkundige boeken waren. Opnieuw beginnen dus; verder teruggaan dan Luther en Calvijn hebben gedaan. Die keerden terug tot Augustinus en Athanasius; zoo deden ook onze vaderen, blijkens het slot van art. IX der Nederl. Geloofsbelijdenis. Wij wenschen terug te gaan tot de Schrift zelf.

Nog iets. Toen vóór de uitvinding van de boekdrukkunst de Schriften overgeschreven moesten worden, zijn er natuurlijk wel fouten gemaakt. Mannen als Tischendorf, Westcott en Hort, Weiss hebben door het vergelijken van eenige duizenden handschriften getracht een zuiveren tekst vast te stellen. Resultaat van al dien arbeid is het Grieksche N.T. van Eberhard Nestle, dat tegenwoordig algemeen in gebruik is. Zonder iets af te dingen op de groote waarde van dit werk, gebruiken wij het toch voor onze studie niet; wij gebruiken de drie oudste handschriften, die bekend zijn: het Sinaïetische uit de 4e eeuw, het Vatikaansche eveneens uit de 4e eeuw, en het Alexandrijnsche uit de 5e eeuw. Vooral het eerste is van groot belang, omdat het eenige malen gecorrigeerd is door verschillende personen, wat nog te zien is aan de hand van schrijven.

Dat we juist ons wenden tot deze oudste handschriften, doen we in de overtuiging, dat fouten lichter ontstaan dan verdwijnen. Gelukkig echter is er tusschen Nestle en de oude handschriften bijna nergens een noemenswaard verschil.

A. Lukkien

Schrift en Leer

Deze uitgave is een reproductie van niet langer verkrijgbaar materiaal
en mag worden gereproduceerd voor persoonlijk gebruik.