1. Indien er dan wienige vertroosting iin Christus is, indien er wienige
bemoediging van liefde is, indien er wienige gemeenschap van geest
is, indien er wienig _mededogen en _medelijden is, 2. -maakt* mijn
•vreugde compleet, doordat jullie •zfeens|gezind |zijnc,
dezelfde liefde
_hebben, tzéén van _ziel, op _één ding |gezind1Cor. 1:10, en 3. niets* doen
iomuit tweedracht* of* iomuit eigendunk, maar iin _ootmoedigheid* elkaar
|superieur aan _jezelf |achten_*. 4. Laat ieder niet alleen
|letten* op
_zijn zfeigen belangen, maar +ook op _die van _ieder as_ander 1Cor.10:24.
5. Laat immers* deze |gezindheid iin jullie zijn, wedie +ook iin Christus
Jezus is, 6. wedie, iin de gestalte van God, die Hem eigen |is*, het
aan God gelijk* |zijn geen* roof -acht*; 7. mniettemin -maakt Hij
zichzelf
leeg* en |neemt de gestalte van een slaaf aan. iIn de gelijkenis
van
de _mens |geworden_* en in gedaante* als mens bevonden,
8. -verootmoedigtf Hij zichzelf, gehoorzaam* |wordend_
tot aan de
dood, ecja, de dood van het kruis.
9. Daarom ook -verhoogt •God zfHem uitermate en -schenkt_ Hem
in genade de naamzv •die is boven alle naamzv, Ef.1:21 10. opdat iin de
naamzv van Jezus alle knie buigt van de hemelingen en van hen die op
aarde en van hen die onder de aarde zijn 11. en
alle tong van harte
belijdt_ dat: Heer is Jezus
Christus, nbtot verheerlijking* van God, de
Vader. Jes.:45:23,24
12. Daarom*, mijn geliefden, zoals jullie altijd -gehoorzamen, niet
alleen ibij mijn •aanwezigheid, maar nu veel meer* ibij mijn
•afwezigheid, werkt_* je zieigen redding mtmet vrees en beven* uit,
13. want God |is het, • Die iin jullie +zowel het |willen +als het |werken*
voor zijn •welbehagen |bewerkt*. 14. |Doet alles
zonder* _gemor en
doorredeneringen, 15. opdat jullie _onberispelijk en zonder _arglist
|worden_, kinderenf van God, _smetteloos* te midden van een kromf
en °verdraaid_f geslacht*, _ wewaarionder jullie |schijnen_* als lichtbronnen
iin de wereld, 16.
op het woord van het levenzv |acht slaandf*,
mij nbtot roem nbin de dagf van Christus, dat ik niet nbtevergeefs* liep,
noch mij nbtevergeefs* -inspande. 17. Maar, +ook al* |ben ik als
drankoffer_f Num.15:5 opobij het offerf en de bedieningf* van jullie
•geloof, ik |verheug mij en ik |verheug mij samen met jullie allen. 3:1
18. ecNu, doet hetzfzelfde en |verheugen
jullie je en |verheugt je
samen
met mij.
19. ecEn ik |verwacht iin de Heer Jezus Timotheus
snel tot jullie
te -zenden, opdat
+ook ík welgemoed |word, wanneer ik |weet* _•wat
jullie oaaangaat. 20. Want ik |heb niemand van gelijk* gevoel* wwdie
echt* |bezorgd zal zijn over _• wat jullie oaaangaat. 21. Want •allen
|zoeken hun zieigen •belangen, niet _• die van Christus
Jezus. 22. Jullie
|kennen echter zfzijn •beproefdheid, dat hij, zoals een kind met zijn
vader, samen met mij -slaaftf nbin het evangelie. 1Cor.16:10 23. Hem* dan
|verwacht ik inderdaad ogenblikkelijk* te -zenden, Ef.6:21 wanneer* ik
de dingen omom mij heen overzie*. 24. Ik ben
er echter van °overtuigd
iin de Heer, dat ík +ook zelf snel zal |komen_.
25. Ik -acht_* het echter noodzakelijk Epafroditus,
mijn •broeder
en medewerker en medesoldaatf ecen jullie apostel en dienaarf* voor
•wat ik* nodig* heb, ntnaar jullie toe te -zenden, 4:18 26. nu* hij vol
|verlangen naar jullie allen was en |terneergedrukt, omdat jullie
-hoorden, dat hij zwak -was. 27. Want
hij -was +ook zwak, de dood
zeer nabij, maar •God -was zfhem barmhartig, ecen zfhem niet alleen,
maar +ook mij,
opdat ik niet droefheid op droefheid |heb. 28. Ik -zend
zfhem dan met te meer spoed* opdat jullie, als jullie zfhem weer |zien*,
je |verheugt en
ik minder bedroefd |ben. 29. |Ontvangt_* zfhem dan iin
de Heer mtmet alle vreugde en |houdt* zulke* •mensen in _ere.
30. Want* dovom het werk van de Heer is hij tot aan de
dood -genaderd, zijn •ziel -riskerend_, opdat hij, •wat jullie ontbreekt*
aan •dienstbetoon* ntnaar mij toe, |vol maakt. 1Cor.16:16